Geschiedenis van de traditie van het Midwinterhoornblazen
De zonnewende, Kerstmis, Oud- en Nieuw-vieringen spreken aan en in de donkere decembermaand kijkt men uit naar het langer worden van de dagen, “het nieuwe Licht”.
De midwinterhoorn vertelt daarover. Het weemoedige geluid attendeert op de nadering van het Kerstfeest, maar ook op de terugkomst van het licht door het naderende lengen van de dagen.Sinds mensenheugenis hebben mensen zich geuit met signalen en boodschappen, doorgegeven door het blazen op hoorns van allerhande materialen, oorspronkelijk hoorns van dieren en later van hout en metaal.
Eén van de vroegste uitingen is te zien in twee afbeeldingen van groepjes bazuinende figuren, afgebeeld bij Psalm 150 in het “Utrechts Psalter” uit omstreeks 850.
Herder met hoorn Op een miniatuur uit de Aberdeen Bestiary uit ca. 1200 zit een herder te slapen, terwijl een wolf komt aansluipen die het op zijn schapen heeft voorzien. De herdershond staat grommend op het dak van de schapenstal, maar of hij de wolf weet af te schrikken? In zijn linkerarm houdt de herder zijn hoorn geklemd, kennelijk van hout en ook gekuipt, Als hij blaast, zal het ondier wegvluchten in de nacht vanwaar hij kwam en de arme schapen met rust laten.
In de latere Middeleeuwen een hoorn bijvoorbeeld op etsen van Albrecht Dürer in “Das Narrensschiff” en op schilderijen van Hyronimus Bosch (Allegorie van gulzigheid en lust).
De midwinterhoorn beschreven:
Met de kennis van nu mogen wij aannemen dat de bedoelde hoorn in de vorm van midwinterhoorn voor het eerst beschreven is in 1655 in Bawinkel in Duitsland. Zie hiervoor de brief van Prof.Dr. H.L. Cox van het Volkskundliches Seminar der Universität Bonn. (Deze brief van 20-7-2006 is in het bezit van Ben Jonker)
In Nederland is de midwinterhoorn voor het eerst beschreven in een brief van “den zevenden junij des jaars een duizend achthonderd en veertien”. Deze brief is geschreven door G.J. Kunners, H.J. Kunners en H. Willing en gericht “Aan Den Heere Burgemeester der Gemeente Winterswijk”. In deze brief staat de hoorn omschreven als: “Middewinters Horen”. In vervolg op dit schrijven zijn enige comparanten ontboden bij de burgemeester.
In een verslag van deze bijeenkomst staat beschreven: “Comparanten verklaren alle dat met vijf à zes weken voor kersmis en speciaal op dien avond en nacht er veel wordt op geblazen, dog waar dit zijn oorsprong heeft is comparanten onbekend.”
Deze briefwisseling is in het bezit van het Achterhoeks Archief. Een kopie van het origineel
is in het bezit van Ben Jonker die de brief ook omzette naar leesbaar schrift.
In het boek “Het Midwinterhoornblazen” van Everhard Jans lezen we op pagina 21 de volgende omschrijving: “Op 18 december 1949 was er in Twente voor het eerst sprake van georganiseerd blazen op de midwinterhoorn”.
Op pagina 17 in hetzelfde boek is het volgende omschreven: “In 1953 werd in Twente het voortbestaan van het gebruik een stevige basis gegeven door de instelling van een jaarlijks concours voor groepen midwinterhoornblazers.”
Waar in Twente sinds het eind van de jaren ’40 georganiseerd geblazen werd op initiatief van Karel Borghuis, is het in 1967 in de Achterhoek opnieuw geïntroduceerd en ontwikkeld door Gerrit Hazewinkel.
In 1999 is een groep op de Veluwe begonnen waarna het ook hier op meerdere plaatsen is opgepakt.
Overijssel kent nu ongeveer 30 groepen met totaal geschat zo’n 350 blazers, waarvan ca. 100 jonger dan 18 jaar.
Gelderland heeft nu (2015) 24 groepen met totaal 200 blazers.